Dichte mist, schaduw schuilt achter het gordijn.
Eigenzinnig en hulpeloos, harde kreten uit ’t ravijn
Rode druppels, roestlittekens op de gladde stenen
Tranen niet te stoppen, een lichaam dat blijft wenen
Immens veel silhouetten, aaseters levend en gezond
Eten voor de gieren, schuimend sap in de mond
Nachten verdonkeren, de vallei heeft het koud
T ruikt er naar bittere nasmaak, onopgelost en oud
In een cirkel draaien, het hoofd denkt op te geven
Een zoektocht naar heroriëntatie, zonlicht doet leven
Naar nieuwe uitzichten, akelige leegheid vergeven