Doodgebloed, leeggeroofd, de strijd opgegeven
Roestig, afgeleefd met weinig tekenen van leven
In de week huizen hier krakers, netjes in het illegale.
Een verlaten dorpje aan de Schelde, de dampende centrale
Esthetisch afgesloten, omgeven door een uitbreidende haven
Nieuwsgierige zondagsrijders, verleden bijna ingegraven
Trotse cartoons, tekeningen in de gevels gemetst
Woede, onbegrip, in stilte naast littekens van protest
Ingestorte rijkdom, familiale drama’s, wie draagt hier de schuld
Nooit nog een postbode, die met goed nieuws de bussen vult
Tragedies vervallen, dichtgetimmerde woningen in de straat
Inwoners vluchten, uitzicht op stroom, geen ruggengraat
Geen scherven van geluk, dromen door ’t dakraam gevlucht
Teleurgesteld gestopt, tussen dampende wolken in de lucht
Integrale moord op een dorp dat vele zeeschepen zag passeren
Een slagboom houdt de wacht, onmogelijk om weer te keren
Niemand weet vanaf wanneer die haven hier gaat functioneren